dinsdag 30 maart 2010

The League of Arab Students presents... THE ARAB WORLD QUIZ



Wanneer: dinsdag 6 april, 14 u30.
Waar: zaal Rubens, statiestraat 175 2600 Berchem
Groep: 4 personen
Inkom: 2 euro per persoon
Inschrijven: groepsnaam doorsturen of bellen naar:

bouchra_grich@live.be 0485 04 83 50

http://www.arabstudentsleague.blogspot.com/

dinsdag 23 maart 2010

Elections régionales en France Mars 2010





Par Ihsen Youssef

Les élections régionales en France sont finies et le parti du peuple (la gauche unie) est sorti triomphant avec la quasi-totalité des régions (21/22 en métropole). Malheureusement, les membres du gouvernement de droite ont à nouveau réitéré leur volonté de durcir d'avantage leur politique envers les immigrés et les minorités afin de réessayer de siphonner la base de l’électorat de l’extrême droite xénophobe. Mr Copé (chef de file du groupe UMP à l’assemblée nationale Française) et en interprétant, sur le plateau télé de France 2, ce résultat catastrophique pour la droite, a pris un raccourci en annonçant que le gouvernement va voter dès lundi une loi pour interdire le Burqua. Je ne suis pas spécialement fan du burqua ou tout autre signe de la soumission de la moitié de la société mais je trouve ridicule une telle manœuvre.


Ces dernières années de gouvernance de la gauche dans les régions de France a été synonyme d'une amélioration notable des aides apportées à la recherche publique avec une augmentation du nombre des bourses doctorales et postdoctorales ainsi que les dotations pour les laboratoires universitaires. Ces aides restent bien évidemment insuffisantes les coupes budgétaires considérables que le gouvernement a pris en réduisant les dotations ministérielles pour les universités et les laboratoires (voir un article publié en 2006 dans le journal scientifique Nature).

Ce changement de politique envers la recherche scientifique en France signifie que les étudiants étrangers francophones dont une majorité de maghrébins et en moindre importance les syriens et les libanais, vont avoir plus de mal à pouvoir venir en France pour terminer leurs études universitaires. Un tel changement représente bien évidemment un gain d’intérêt pour les universités des pays anglophones. De telles évolutions doivent absolument inciter les pays arabes à revoir leurs politique en terme d’enseignement des langues étrangères afin de faciliter la mobilité des étudiants arabes et leur faciliter la tâche pour poursuivre leurs formation dans les université internationales anglophones.


La ligue des étudiants Arabes en Europe
http://arabstudentsleague.blogspot.com/

zaterdag 20 maart 2010

Wat bindt Marokkanen met Palestina ?


Door Brahim Harchaoui

De historische band tussen Marokko en Palestina is er één die dateert van eeuwen voor de creatie van de zionistische staat. Al in de 12de eeuw lieten de Marokkanen zich gelden in de strijd om het heilige land. Ze vormden een belangrijk onderdeel van het leger van de legendarische Saladin tijdens de beslissende Slag bij Hattin, die erin slaagde de kruisvaarders te verdrijven uit Jeruzalem en een groot deel van Palestina. Eén van de historische overblijfselen van dat tijdperk is de Marokkaanse wijk in Jeruzalem, die voornamelijk bewoond werd door Marokkaanse strijders en pelgrims die zich in Palestina vestigden. Deze wijk grensde aan de Al-Aqsamoskee en vormde één van de toegangen van deze constructie. Vervolgens schonken de Ayyubiden deze wijk aan de Marokkanen in de vorm van een religieuze gift(waqf ) als beloning voor de dappere weerstand die deze boden aan de kruisvaarders. Toen aan Salahdin door zijn metgezellen gevraagd werd waarom hij de Marokkanen aan de Al-Aqsa Moskee had gehuisvest antwoordde hij : “ Ik vertrouw de veiligheid van deze stad en heilige moskee toe aan mensen die hun standvastigheid en onversaagdheid op land en op zee hebben laten gelden”. De Marokkaanse wijk of “Hareth al Maghariba” was sindsdien één van de historische bezienswaardigheden van Jeruzalem die samen met de Rotskoepel- en Alqsa moskee, de Arabisch-Islamitisch identiteit ervan symboliseren. Iets meer dan veertig jaar geleden voltrok zich een drama toen de zionistische burgemeester,
Teddy Kollek, de fysieke Marokkaanse aanwezigheid in Jeruzalem trachtte weg te zuiveren uit de annalen van de geschiedenis. Alle 650 inwoners van de Marokkaanse wijk werden tijdens de eerste dagen van de Zesdaagse oorlog gewapenderhand gedeporteerd terwijl hun huizen met de grond werden gelijkgemaakt. Hiermee werd de bezetting en verjoodsing van Oost-Jeruzalem ingeluid. Maar ondanks deze afschuwelijke zuiveringsoperatie vinden we overal in Palestina nog steeds typische Marokkaanse familienamen terug zoals El-Tijani, El-Maslouhi, El-Filali en
El-Tazi etc..

Het is gepast om in dit verband te verwijzen naar een andere fase in de geschiedenis. Iedere Marokkaan kent wel de geschiedenis van de Amazigh Abdelkrim Elkhattabi die als vrijheidsstrijder de wapens opnam tegen de Spanjaarden in de Rif-regio, wat resulteerde in de verpletterende overwinning op de Spanjaarden in de Slag bij Anwal in 1921. Maar Abdelkrim was meer dan een lokale vrijheidsstrijder. In 1948 mobiliseerde hij een hele Maghrebijnse éénheid om de wapens op te nemen tegen het pas ontsproten kankergezwel “Israël” . Honderden Maghrebijnen, onder wie tientallen Marokkanen, kwamen zich aanmelden in het hoofdkwartier van het Comité voor de Bevrijding van de Arabische Maghreb in Cairo. Daarnaast had Abdelkrim een adviserende rol als voorzitter van dat Comité en probeerde hij zijn ervaringen als succesvol guer- rillaleider in de Rif te vertalen naar militaire verwezenlijkingen op het front. Naast deze nobele rol van Abdelkrim loont het de moeite om één van de vele vergeten Marokkaanse vrijwilligers op te noemen die in het verlengde van Abdelkrims rol in de eerste Arabisch-Israëlische oorlog, hun leven hebben opgeofferd aan de Palestijnse kwestie.

De in Asilah geboren Abdelrahman Amezghar is één van hen. Als lid van het Arabische bevrijdingsfront dat een onderdeel vormt van de Pan-Arabische Baath-Partij voerde
hij een commando-operatie uit op 15 juni 1975 met een nederzetting ten noorden van Kiryat Shmona als doelwit. Deze confrontatie met de bezettingsleger duurde ongeveer
zes uren en resulteerde uiteindelijk in het martelaarschap van deze 4 vrijheidsstrijders. Bij de vijand vielen 25 doden en meer dan 57 raakten gewond. Deze heldhaftige operatie die menig Marokkaan vervult met fierheid is geen uitzondering. Tal van Marokkaanse namen kunnen opgenoemd worden die zich hebben aangesloten bij het Palestijns verzet o.a. :

-Mustapha Kzibr: een van de Marokkanen die zich aansloot bij het PFLP. Hij stierf op 2 februari 1994 in een confrontatie met het bezettingsleger. Zijn lichaam werd
naar Marokko gerepatrieerd in het kader van de uitwisseling van gevangenen en lijken tussen Hezbollah en de zionisten in 2008.

-Elhashemi Eltaoud: hij nam als vrijwilliger deel aan de eerste oorlog onder leiding van Abdelkrim Elkhattabi en raakte gewond tijdens de gevechten in 1948 ten zuiden van
Gaza. Hij leeft momenteel in Marokko.

-Hussein Eltangaoui: een ingenieur die zich aansloot bij het PFLP. Hij heeft aan verschillende operaties deelgenomen en stierf tijdens gevechten in Hoog-Galilea in
1974. Bovendien was hij goed bevriend met PFLP-leider George Habash.

Ondanks de bovengeschetste geschiedenis, luiden er hoe langer hoe meer Marokkaanse stemmen die pleiten voor een normalisatie met de zionistische entiteit. We zien
vooral bepaalde elementen van de Amazigh beweging en de hogere kringen van de Marokkaanse staat verraderlijk flirten met de zionisten. Regelmatig worden Tzipi Levni, Amir Peretz en andere zionistische criminelen openlijk en minder openlijk ontmoet in het kader van economische en politieke betrekkingen.
Bovendien merken we op dat diezelfde verraderlijkheid doorsijpelt bij het Marokkaanse middenveld in de diaspora. Onder het mom van interreligieuze dialogen en
andere valse voorwendsels bouwt men bruggen met de belangenbehartigers van de zionistische entiteit. Anderzijds is er nog hoop. We zien dat een verpletterende
meerderheid van de Marokkanen - zij het in diaspora of in Marokko- nog steeds de Palestijnse zaak als de meest prioritaire kwestie omhelzen. Dit kan voornamelijk
verklaard worden door de verbondenheid tussen de Palestijnen en de Marokkanen die als een rode draad door de geschiedenis loopt en die nog wordt versterkt door
een gemeenschappelijke taal en religie. Om deze historisch diepgewortelde band van strijd en martelaarschap, die blootgesteld is aan memoricide, te behouden, dient de
Pan-Arabische en Islamitische dimensie van de Palestijnse zaak te worden geaccentueerd in woorden en daden.

De Liga van Arabische Studenten in Europa

zaterdag 13 maart 2010

Een kennismaking met Gibran Khalil Gibran



Door Illias Elmouden

Op 6 januari 1883 schonk de Libanese schone Kamila Jibran het leven aan een jongen, Khalil. Hij groeide op in Bsharri, een noorderlijk christelijk gebied in Libanon, een toenmalige provincie van het Grote Syrië, dat aan de Ottomaanse heerschappij onderworpen was.

Wegens de armoede, waarmee de Jibran-familie te kampen had, was het niet mogelijk voor hem noch zijn broertjes en zusjes om naar school te gaan. Dat was echter buiten de lokale priester gerekend, die hem de essentie van de Arabische taal en schrijfkunst leerde. Toen ging er voor Khalil een wonderbaarlijke wereld open: die van de letteren. Door zijn grote liefde hiervoor, werd zijn lotsbestemming reeds op jonge leeftijd bepaald.

Het geluk bleef echter niet duren: zijn vader werd veroordeeld voor fraude en werd opgesloten. Tot overmaat van ramp nam de Ottomaanse autoriteit alle bezittingen van de familie Jibran af en werden ze verbeurd verklaard. Ondanks de vrijlating van zijn vader, was voor Kamila de maat vol: ze naam haar kinderen mee naar haar broer, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika.

De toenmalige grootste Arabische gemeenschap was er gevestigd in Boston. Kamila, alleenstaand en broodwinner, probeerde met alle moeite de eindjes aaneen te blijven knopen. Met behulp van liefdadigheidsinstellingen kon Khalil, die voordien niets anders deed dan door de wijken van Boston te kuieren, eindelijk genieten van een volwaardig onderwijs. Die gratie werd echter enkel aan hem verleend: zijn aanverwanten werden niet zo bevoordeeld, omdat het financieel niet haalbaar was.

Eens op school gearriveerd, bleek zijn achterstand zó groot dat hij genoodzaakt enkele gradaties teruggeplaatst werd. In een klasje, met enkel niet-Engelstaligen, werd de basis van de Engelse taal gelegd, en ging voor Khalil de wonderenwereld van de Engelse letteren open.

Khalil groeide op en liet zijn ambities als schrijver wat rusten. Na wat heen en weer gereisd te hebben, kwam hij in contact met Josephine, één van zijn mentrices. Zij was onder de indruk van zijn schrijftalent en werd door hem “Prophet” genoemd, niet wetende dat het gelijknamige boek later diezelfde titel zou dragen. Één van zijn andere muzen, was Mary Haskell. Zij was de enige die echte interesse toonde in de Arabische taal en zelfs probeerde deze taal onder de knie te krijgen , dit om zo de geest van haar geliefde beter te kunnen doorgronden.


Khalil ging de wereld in, maar vooral de Arabische wereld, als schrijver van enkele meesterwerken, gedichten met elementen ontleend aan zowel de Westerse als Oosterse mystiek.

Bij de Arabieren staat hij bekend als een vrije denker. Zijn boeken zijn toegankelijk voor zowel de atheïst als de conservatieve vrome mens. Hijzelf was eerst christen , maar keerde deze levensbeschouwing de rug toe.

In vele van zijn werken haalt hij christelijke elementen aan en benadrukt hij vaak de obscure handelingen die de Oostelijke kerken eind negentiende, begin twintigste eeuw stelden.

Op 10 april 1931 stierf hij echter te New York City.


Zijn bekendste Arabische werken zijn:

Ara'is Al Muruj (de Valleinimfen)

Al Arwah Al Mutamarrida (Rebelse Zielen)

Al Ajniha Al Mutakassira (Gebroken Vleugels)

Dama'a Wa Ibtissama (Een Traan en een Lach)

In het Engels bewees hij zijn schrijfkunsten in:

The Propthet

Sand and Foam

Jesus, Son of Man


Zijn bekendste werk, “The Prophet”, zou aan Josephine zijn opgedragen, maar toch kan er ook gesteld worden dat het een ode was aan Abdul Bahaa, de Bahaïtische leider.

Deze laatstgenoemde beïnvloedde sterk het boek “Jesus, Son of Man”. Gedurende die tijd maakte hij ook litteraire portretten van zichzelf, dit is op te merken in “Lazarus”, waarin de trieste ziel opzoek is naar de liefde en de dood over het leven wenst, in de hoop zo met de liefde verenigd te worden.

Voor enkele grote liefhebbers: sommige van zijn grote werken worden tot op de dag van vandaag opgevoerd in Libanon, Syrië en Jordanië. De producenten van deze meesterwerken zijn niemand anders dan de leden van de beruchte muzikale familie uit Libanon, Rahbani.

maandag 8 maart 2010

Statement on the occasion of the international women's day




Each year on 8 March International Women's Day is celebrated worldwide. A significant day on which we are all reminded of the women who were and still are in a sorry plight, mainly in those places where abuse and gender inequality still prevails. Knowledge leads us to make choices, that is why as Arabs and simply human beings, we strongly object to this revolting comportment towards women and all other appalling evil practices in the homeland. Violations of the basic human rights such as the occasional honor killing in Jordan, the child marriages in Saudi Arabia, the ill treatment of foreign maids in Lebanon and Syria to the Gulf to Morocco are still being practiced as we speak.

The struggle for gender equality in the Arab world is part of a larger struggle for emancipation and progression of women worldwide. Appearances can be deceiving, because the position of a women in Europe is as worrying as in other countries, women in Western countries are far from being pampered. For example, they earn far less than men in doing the same job and are still faced to many career obstacles. As far as goes politics, it is still the voice of men that has the upper hand. Sexual abuse and domestic violence are still taboos all over the world.

At the same time we do not condone some western projections on Arab women and the way they patronize the Arab feminist struggle. Western feminists dig their grave with their own knife and fork and drag alone Arab women in this so-called concept of liberation, which is simply a projection of their own way of living. Some Western feminists went as far as to applaud for the invasions of Iraq and Afghanistan, and as it is widely recorded, the situation of the Iraqi woman has deteriorated drastically since the invasion. Prostitution, fear of terrorism, loss of livelihood, widowhood, an increase in domestic violence, the inability to send children to school, and other forms of deprivation are a reflection of 'liberated' Iraq and Afghanistan. A stubborn misconception is a patriarchal domination inextricably linked to the Arab-Islamic civilization. The rise of the number of Islamist women in politics has played an important role in these movements. Elsewhere, in Europe for example, we see that the veiled woman is part of the vanguard for gender equality and freedom of choice.

In the framework of our struggle for a world based on justice, the League of Arab students in Europe cannot but acknowledge that gender equality plays an indispensable role in obtaining this goal. Every cloud has a silver lining, therefore we fully endorse International Women's Day and hope that the noble goal of emancipation of women will not remain a hollow promise or an empty slogan.

The League of Arab Students in Europe
http://www.arabstudentsleague.blogspot.com/

zaterdag 6 maart 2010

Mossad

Might or myth? by As'ad AbuKhalil

Assimileren of imiteren?


Door Ed-Daoui Amina

Het dossier Integratie in België is wellicht nóg lijviger dan dat van de zaak Lernout & Hauspie. Langs deze weg een kritische kijk op het ‘assimilatiebeleid’ in België.

Kort na de tweede wereldoorlog was het bruinste dat een Vlaming ooit gezien had, het stoofvlees op zijn Belgische frietjes. Vreemd genoeg voelde toch niemand zich toen bedreigd door een hoofddoek of een baard. De zalige komst van de gastarbeiders. De tijd dat Ali hartelijk werd verwelkomd door België. Dat was dan ook de periode waarin Mohammed, de nieuwe Belg, zijn rug kwam kapot werken in de mijnen zodat de gemiddelde Belg een stoof vol kolen had en met zijn autootje over de nieuwe autosnelwegen kon rijden. Nu kunnen we niet gauw genoeg oprotten naar ‘ons’ land van herkomst…

Politici noemen de multi-culturaliteit een verrijking van de samenleving. Zoals het er nu uitziet, noem ik het eerder een verrijking voor de industrie.

Assimilatie kan gezien worden als een intensief proces van voortdurende integratie, waardoor leden met een andere etnische identiteit zoals Turks, Marokkaans opgaan, of ja zeg maar absorberen, in de bestaande samenleving, in deze kwestie België. Concreet gesteld: het tegenovergestelde van hetgeen waarmee de joden bezig zijn in Antwerpen, namelijk gettovorming. Hierdoor verliest de geassimileerde ontegensprekelijk bepaalde onderscheidende kenmerken die net essentieel zijn aan zijn of haar etniciteit. En tot zover de vrijheid van de mens in het liberale Belgenlandje.

Assimilatie geschiedt vaak op gedwongen wijze. We kennen het scenario allen reeds: je komt aan in een land, en het eerste dat ze je opleggen is de taal en identiteit. Akkoord. Maar what’s next? In hoeverre moet men gaan om te bewijzen dat men de grens van ‘volwaardigheid’ heeft bereikt binnen dat gastland? Wij assimileren, maar zullen zij ons wel accepteren? Ook in actuele context vormt dit begrip eerder voor problematische dan diplomatische gesprekken in de huidige samenleving.

Met de tijd blijft Bert Anciaux aantonen dat hij de tactloosheid zelve is. Sp.a'er Bert Anciaux pleit voor een verregaande integratie op vlak van taalbeleid.
Maar God weet, en tevens elke kritische inwoner van België, dat hij beter zelf zou werken aan zijn Nederlands, als hij zelfs geen nuances kan maken in zijn eigen moedertaal.

Op zijn weblog www.bertanciaux.be (zeker een aanrader als je je een politieke breuk wil lachen) vergeleek hij het leed van de kinderen in de crèche van Fabeltjesland met het lot van de Palestijnse kinderen in Gaza. Ik citeer: "Hier gaat het over 15 slachtoffers, waarvan 14 kindjes. Het choqueert ons allemaal. Ik moest ook denken aan de honderden dode kinderen in de Gazastrook, ook bewust door een agressor omgebracht en zonder dat die agressor opgepakt werd", aldus Anciaux.

Hiermee heeft hij het ook verkorven bij de joodse organisaties in ons land. Niet dat dat een pijnpunt vormt voor ons natuurlijk… Ook zijn taalbeleid is eerder een lachertje. Hij pleit voor extra Nederlands lessen voor vreemdelingen om hen zo de Tweede taal te leren. Grappig, want elke niet-autochtoon weet dat zijn Eerste taal, Arabisch of turks of whatever niet erkend wordt. Probeer maar een dergelijke conversatie te voeren op een vlaamse speelplaats zonder dat je naar de dienst imigratie wordt doorverwezen. Dus waarom nog de moeite doen om het te omschrijven als ' tweede taal', Bertje?

Kort gezegd, in de context van 21e eeuw is het niet evident om te kunnen spreken van integratie of assimilatie zonder dat je je ziel aan de duivel verkoopt.
In ruil voor je etnische identiteit, krijg je te genieten van het sociale Belgische zekerheidsstelsel dat by the way op zijn laatste benen loopt.
Is dit wat we willen? Willen wij dan echt onze cultuur en religie verliezen? Is er sprake van een win-winsituatie?
Laat mij even in naam van de Arabische gemeenschap antwoorden: nee.

woensdag 3 maart 2010

De kleren van de farao



Dat het huidige Egyptische regime interne legitimiteit ontbeert, staat buiten kijf. Dat het zich daarom verschanst achter een verkrampt patriottisch vertoog hoeft evenmin te verbazen. ‘Macht constitueert zich doorheen het discours’, wist Foucault immers reeds te vertellen. En bij autoritaire regimes heeft dit foucaultiaans basisinzicht doorgaans een tikkeltje meer urgentie.
Nu is het zo dat Egypte sinds haar onafhankelijkheid steeds gebukt ging onder autoritaire vormen van staatsbestuur die met veel bombast en retoriek werden verdedigd. De historische manifestatie van het Arabisch-Socialisme moest in deze overigens niet onderdoen, alleen kon ze de Egyptenaren wel een ‘sociaal contract’ voorleggen. Tralies in ruil voor een elementair menswaardig bestaan. In de Eerste wereld klonk dit als Sjostakovitsj’s symfonieën. In een eerste stadium van het postkoloniaal catching-up proces leek het evenwel aanvaardbaar. Maar wat staat er in het contract vandaag? Is er überhaupt nog wel een contract? Eén ding staat zeker vast: nooit hebben pompeuze patriottische slagzinnen een volk kunnen voeden. Nee, de huidige farao is naakt. Echter, wanneer men zijn naaktheid signaleert, ruilt hij de breedspraak in voor een ode aan de matrak. Meer zelfs, de naaktheid van de farao gebiedt het volk uit schroom de ogen dicht te slaan. Helaas, want wie de ogen te lang dichthoudt dreigt onvermijdelijk in slaap te vallen.

Gewoonlijk geldt dat wanneer een autocraat het monopolie over de ‘harten en geesten’ dreigt te verliezen, hem meestal niets anders rest dan de propagandamolen wat harder aansturen. Het officieel georchestreerd melodrama na de voetbalnederlaag tegen Algerije en zelfs het recente verweer voor de ‘Wall of Shame’ appelleerden in deze allebei aan dezelfde ambitie: het volk en masse op het dwaalspoor van een kaakslagpatriottisme zetten. En wanneer de horizon niet breder lijkt dan de territoriale landsgrenzen en de mensen schakels worden in een tot fetisj verheven vaderlands liefdesverhaal, zou de farao dan niet vredig op beide oren kunnen slapen? Neen, zelfs aan de Egyptische vaderlandsliefde bestaan grenzen. Ook aan de Nijl stopt de romantiek meestal waar de honger begint. Zo was er bijvoorbeeld de lente van 2008. Voor velen leek er toen een bij uitstek ‘Caireense lente’ in het verschiet. Een massale staking die ’s lands reilen en zeilen platlegde moest toch wel het hoogtepunt zijn van een ‘protestcultuur’ die enkele jaren voordien met Kifaya! werd ingezet?! Helaas, dit was evenwel buiten de farao gerekend. Het protest werd al snel met de matrak weggehoond en de cultuur moest meteen plaats ruimen voor een toestand van nationale lethargie. En de farao, ... die draagt nog steeds geen kleren. Alleen durft niemand hem daar meer mee te confronteren.

Laten we evenwel terugkeren naar het begin van het verhaal. Het begon allemaal dertig jaar geleden toen Egypte besloot haar ziel met een handdruk in Camp David te verkopen. Een dubbel verraad moest het uitzicht van de Egyptische politiek voorgoed wijzigen. Misr al-Oroba zou voortaan de meest gewillige Arabische dwarsbomer van de Palestijnse vrijheidsstrijd worden. En zagen we de apotheose ervan niet recent nog in de bouw van de “Wall of Shame”? Apotheose ja, want, geef toe, kan het verraad nog dieper?
Camp David bracht evenwel niet enkel de genadeslag aan Egyptes Arabische ziel. Een tweede verraad was immers de gestage maar zekere opname van het land in een wereldsysteem dat teert op uitbuiting en ongelijkheid. Al Infitah heette het toen. In feite was het eerder een ‘dichtslaan van deuren’. De gewone Egyptenaar kreeg immers de poort naar de toekomst in het gezicht dichtgesmeten. De rijke burgerij schonk men daarentegen de sleutel naar een hele wereld van ongebreideld consumptie en vermaak. Toch ging de ‘opening’ aanvankelijk niet zo vlot als de IFI’s hadden gehoopt. Er moest sneller en efficiënter geliberaliseerd en geprivatiseerd worden: alles diende vermarkt te worden. Het gevolg was een terugschroeving van de subsidies op basisproducten, sociale voorzieningen en publieke diensten. En de armen worden armer en “wie heeft, zal nog meer krijgen”. Ook in Caïro mist Mattheüs zijn effect niet. Heelder straten worden aan de lifestyle van de rijken aangepast. En als dat niet volstaat, dan moeten ‘gated communities’ maar Egyptes crème de la crème met de hulp van hoge muren, tralies en bewakingscamera’s afschermen van een “voetvolk” dat zelf steeds meer kampt met een gebrek aan huisvesting. Geen huisvesting want niet lucratief genoeg voor de staat. Maar kan het dan verbazen dat de ashwaiyyat als paddenstoelen uit de grond rijzen? En wie of wat moet hen in water en elektriciteit voorzien? Een zoveelste African Cup-titel of Tamer Hosny’s zeemzoeterige ‘Masryoun Bejad’? Nogmaals, de farao is naakt! Maar wanneer wordt dit dan toch uitgeschreeuwd?