zondag 14 februari 2010
George Habash: het geweten van een Revolutie
door Yassine Channouf
Twee jaar geleden werden we met verstomming geslagen toen het nieuws bekend raakte dat het geweten van de Palestijnse revolutie stierf in Jordanië. Al-Hakiem, de wijze, de dokter, liet een diepe indruk na op iedereen die hij kende. Hij was een man die zijn leven gaf voor de revolutie, voor Palestina, een schoolvoorbeeld voor alle revolutionairen. Vooral de oudere generatie Palestijnen en Arabieren dragen hem een warm hart toe, want zij herinneren zich de tijd van George Habash beter dan wie dan ook. In de jaren ‘60 en ‘70 was hij de opponent van de door corruptie en nepotisme omgeven Yasser Arafat, en met zijn Volksfront voor de bevrijding van Palestina (Popular Front for the Liberation of Palestine) waren sommige van de beste revolutionaire strijders van de 20ste eeuw loyaal aan hem.
Tijdens zijn studies aan de Amerikaanse universiteit in Beiroet hoorde hij in 1947 dat de pas opgerichte Verenigde Naties besloten had om zijn land te verdelen in een joodse en een Arabische staat. Geschokt ging hij zijn familie terug opzoeken om één jaar later gedwongen te worden zijn stad Lyd voorgoed te verlaten, samen met duizenden andere gezinnen. Aangezien hij uit een gegoede Palestijnse christelijke familie van de middenklasse kwam kon hij zonder problemen zijn studies geneeskunde aan de nogal elitaire Amerikaanse universiteit van Beiroet verder zetten. Daar geraakte hij gefascineerd door het Arabisch nationalisme onder invloed van de beroemde professor
Constantine Zuraykh en zijn activiteiten in de studentenclub al-Urwa al-Wuthqa. Later richtte hij zelf de Arab National Movement op in 1953. Vrijwel onmiddellijk na zijn studies zette hij zijn intellectuele kunde om in een pragmatisch activisme en vertrok hij samen met zijn jeugdvriend Wadi Haddad naar Jordanië om er een ziekenhuis op te richten waar de verpauperde Palestijnse vluchtelingen zich gratis konden laten behandelen.
De grote politieke ommekeer in Habash’s leven echter was de Naqsa, de catastrofale vernedering die de Arabische legers te verwerken kregen in juni 1967. Voorheen geloofde George Habash heilig in het pan-Arabisme van Nasser, met wie hij een warme vriendschap onderhield, maar hij zag nu de noodzaak in van het creëren van een lokaal Palestijns verzet dat niet gebonden was aan de belangen van één of andere staat. Samen met Ahmed Jibril, Nayef Hawatmeh en de briljante Wadi Haddad stichtten ze het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Deze 4 Palestijnen zouden niet lang bij het Volksfront blijven. Elk zou zijn eigen richting uitgaan maar George Habash liet op hen allen een indruk achter die hen hun leven lang zou bijblijven.
Het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina zou snel uitgroeien tot de op één na grootste Palestijnse verzetsbeweging, na Fatah. één van de grootste verdiensten van het Front is dat zij onder het leiderschap van Habash in de olie-”boom” van 1973 niet onder de controle kwam van één of ander reactionair regime, daar waar Fatah aan de levende lijve ondervond wat financiering uit de Golf impliceerde voor de toekomstige politieke (on)afhankelijkheid.
In de jaren na 1967 organiseerde Habash samen met Wadi Haddad enkele spectaculaire vliegtuigkapingen. In de internationale media werd dit uiteraard bestempeld als terrorisme, maar Habash en Haddad wilden slechts één ding bewerkstelligen in de nasleep van de beroemde uitspraken van Golda Meir die beweerde dat er geen Palestijns volk bestond. Hij geloofde terecht dat de wereld wakker moest worden geschud, en vooral de westerse landen moesten zich bewust worden van het onrecht dat de Palestijnen werd aangedaan. Je kan je scharen achter zijn werkwijze, of je kan hem net bekritiseren omwille van zijn handelingen. Maar het resultaat van de door Habash en Haddad georchestreerde acties is dat de wereld zich wel degelijk bewust werd van het bestaan van een Palestijns volk. Losgekoppeld van de belangen van andere Arabische regimes zetten Habash en Haddad de Palestijnse kwestie resoluut op de politieke kaart, om er voortaan te blijven staan.
De analyse die Habash maakte, emaneerde van de Marxistisch-Leninistische ideologie gekoppeld aan zijn doorgedreven pan-Arabisch denken, en hij redeneerde dat de Palestijnse revolutie in de eerste plaats een Arabische aangelegenheid was. De reactionaire monarchieën en dictaturen die de Arabische landen bestuurden waren allemaal obstakels in de strijd voor de bevrijding van Palestina.
Hij geloofde terecht dat de bevrijding van Palestina in alle Arabische hoofdsteden moest plaatsvinden. Daarnaast zijn er de uitgesproken internationalistische en linkse componenten, die ook een rol speelden in de globale revolutie tegen onderdrukking. Het Volksfront onderhield relaties met linkse groepen zoals de Rode Brigades van Japan die in samenwerking met het Front een spectaculaire aanval lanceerden op de internationale luchthaven in Lyd, zijn geboortestad waaruit hij verdreven werd.
Maar we zullen Habash vooral herinneren als de man die daad bij het woord voegde. Zijn analyse dat de Arabische landen eerst bevrijd moesten worden van de dictaturen, of agenten van het imperialisme zoals hij ze noemde, zou uitgroeien tot een ware oorlog tussen de Palestijnse vrijheidsstrijders en de Jordaanse reactionaire monarchie onder Hussein II. Deze serie van ontwikkelingen werd Zwarte September genoemd: de Palestijnse strijders legden het Jordaanse regime het vuur aan de schenen en ondanks hun beperkte mankracht en inferieure bewapening bevrijdden ze het land bijna van zijn Hashemitische dictatuur. De onlangs vrijgegeven Amerikaanse archieven met betrekking tot Zwarte September werpen een interessante blik op de gebeurtenissen die 40 jaar geleden plaatsvonden. Wat elke gezonde geest vermoedde werd bevestigd: de Jordaanse monarchie onderhield intensief contacten met de Amerikanen en de Israëliërs, lang dus voor Wadi Araba, en deze steun zorgde ervoor dat de Palestijnse opstand bloedig onderdrukt kon worden. Jordanië was en zou een dictatuur blijven. De Palestijnse strijders moesten zwaar gehavend Jordanië verlaten om van Libanon hun belangrijkste thuisbasis te maken, waar zij de precaire sektarische balans in onevenwicht zouden brengen. De linkse ideologie die Habash en co propageerden gaf voor het eerst een raamwerk aan de arme en gediscrimineerde sjiieten die zich vanaf nu op grote schaal politiek en militair zouden uiten op een niet-sektarische basis. De Libanese verzetsbeweging Hezbollah die later zou ontstaan putte veel van zijn inspiratie bij de verschillende Palestijnse bewegingen.
In Libanon raakte Habash gedesillusioneerd door de voortdurende intra-Arabische strijd. Vervolgens probeerde hij verscheidene malen afstand te nemen van het leiderschap van het Volksfront, maar dit werd hem niet toegestaan. Al gauw sloot hij een alliantie met Kamal Jumblatt, de leider van de Libanese Nationale beweging, die een heterogene groep leidde van iedereen die ontevreden was over de sektarische politiek die werd gedomineerd door de Maronitische minderheid. Doordat ook Kamal Jumblatt een pan-Arabisch en links discours volgde, klikte het meteen tussen hem en Habash. Deze laatste was een nachtmerrie voor alle Arabische dictaturen, en na de start van de Libanese burgeroorlog leken de gefuseerde progressieve krachten onder leiding van Kamal Jumblatt en de verscheidene Palestijnse bewegingen het pleit beslecht te hebben in hun voordeel. Maar helaas voor Libanon en de gehele regio besloten de Arabische dictators om Libanon niet te ontdoen van haar sektarische vloek, en Syrië werd een mandaat geschonken met een zelden geziene eensgezindheid. De Arabische regimes, Israël en de VS gaven Syrië carte blanche om Libanon binnen te vallen en de rechtse Maronieten te helpen in hun hopeloze strijd.
Dit lukte en in plaats van de Libanese burgeroorlog beëindigd te zien, zorgde Syrië door haar verdeel en heers politiek dat de oorlog die in 1976 had moeten eindigen nog 14 jaar zou aanslepen. Volgens de fictionele versie van de feiten is alle lijden die Libanon onderging te wijten aan de Palestijnen. Men moet echter rekening houden met het feit dat de Libanese burgeroorlog pas eindigde in 1990, terwijl de exodus van Palestijnse strijders plaatsvond in 1982. Bovendien kende Libanon al bloederige sektarische conflicten sinds 1860, lang voor de bezetting van Palestina dus.
Na het militair debacle tegen Israël vanuit Libanon, waarbij Syrië zich grotendeels afzijdig hield, moesten de Palestijnse strijders Libanon verlaten. Arafat koos voor de verre luxe in Tunis, terwijl Habash - ondanks zijn terechte vraagtekens bij de oprechtheid van het Syrische regime - besloot om in Damascus het nieuwe hoofdkwartier van het Volksfront te maken, zo dicht mogelijk bij bezet Palestina dus. In 1983 organiseerde de PLO een congres in Tunis waarbij een nieuwe koers bepaald moest worden. De boodschap die Habash toen bracht was haast profetisch: een militair verlies moet zich niet vertalen in een politiek verlies. We moeten ons ervoor behoeden om per se aanvaard te willen worden door onze vijanden. Een te grote bereidheid om zich te engageren in diplomatie zal afgestraft worden.
Spijtig genoeg zou George Habash gelijk krijgen, maar zijn woorden werden niet gehoord. Corruptie en nepotisme hadden zich heer en meester gemaakt van de PLO onder leiding van Arafat. Het pad naar Oslo werd geëffend, daar waar Habash zich ten volle verzette tegen elke erkenning van de staat Israël. Voor de islamisering van het Palestijnse en Libanese verzet als gevolg van de Iraanse Revolutie belichaamde Habash het principe van de volledige bevrijding van Palestina: hij was immers voorstander van de oprichting van een niet-confessionele seculiere Palestijnse staat. Door de opkomst van Hamas en andere islamitisch geïnspireerde partijen besefte Habash maar al te goed dat de verenigde linkse krachten gefaald hadden, maar dit belette hem niet om het nieuwe verzet volmondig te steunen. Het is een belangrijk argument tegen al de islamofobe ‘deskundigen’ die de Palestijnse strijd percipiëren in het licht van een clash van beschavingen, een oorlog tussen de Islam en het jodendom, een versie die door de Zionisten maar al te graag wordt gepropageerd. George Habash, een Grieks-Orthodox christen, is meer dan wie dan ook de vader van het Palestijnse verzet, en de belichaming van integriteit, vastberadenheid, moed en alle andere ware revolutionaire waarden. Deze man weigerde op zijn oude dag meer geld te bezitten dan de schamele 300 dollar die hij maandelijks ontving. Toen een groep bemiddelde Palestijnen hem per se geld wilden schenken - ze wilden niet dat het symbool van de Palestijnse revolutie in armoede zou sterven – weigerde hij steevast elke financiële hulp.
Ismael Haniyeh, de verkozen maar afgezette Palestijnse premier reageerde op zijn heengaan door te zeggen dat Habash zijn hele leven lang Palestina verdedigd had. Zelfs Mahmud Abbas, wier politiek absoluut niet kon rekenen op de steun van Habash, voelde zich genoodzaakt 3 dagen van nationale rouw in te stellen.
Een evaluatie van de geschiedenis van Palestina en de Arabische wereld is onvolledig zonder George Habash in acht te nemen. De fouten die hij maakte waren onontkoombaar als pionier van een unieke strijd tegen de formidabele vijand die Israël is, dankzij de steun die deze staat geniet van alle supermachten. Twee jaar geleden stierf George Habash zonder dat de twee dromen die hij koesterde vervuld werden: een einde aan het ontnemen van het Palestijnse land aan zijn bewoners en de realisatie van een Arabische eenheid. Dit is waar hij voor leefde, maar hij stierf niet zonder ons een nieuwe generatie Palestijnen en Arabieren na te laten die zijn strijd zal verder zetten en de dromen van velen in vervulling zullen brengen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten